Wanneer een werkwoord is omgetoverd tot een zelfstandig naamwoord, heet het een gerund. Je gebruikt bij een gerund het hele werkwoord (bijvoorbeeld to like) en zet -ing achter het werkwoord. Maar let op, in een zin verdwijnt het woordje to dus.
I like reading books. | He likes reading books. |
I don’t like playing football. | He doesn’t like playing football. |
Do you like listening to music? | Does he like listening to music? |
Je gebruikt gerunds na werkwoorden waarmee je aangeeft wat je wel of niet leuk vindt.
Je gebruikt gerunds na zintuiglijke werkwoorden (see, hear, feel, watch, smell).
Je gebruikt gerunds na uitdrukkingen.
Je gebruikt gerunds na voorzetsels.
Je gebruikt gerunds na specifieke werkwoorden (avoid, recommend, prefer, give up, go on, consider, manage, mind, keep, start, stop en suggest).