Terug

Zet de zin in de onvoltooid tegenwoordige tijd [1]

Zet de zin in de onvoltooid tegenwoordige tijd [1]

 

Als we praten over dingen die op dit moment gebeuren en een tijdje duren, gebruiken we am/is/are + het werkwoord + ing. In het Nederlands noem je het de duurvorm tegenwoordige tijd. In het Engels heet het present continuous en het ziet er zo uit:

  • I am watching television.
  • Ik kijk (op dit moment) televisie.
     
  • He is cleaning his car.
  • Hij maakt (op dit moment) zijn auto schoon.
     
  • They are eating a cake.
  • Zij eten (op dit moment) een cake.

Bij werkwoorden die op een -e eindigen verdwijnt de -e eerst. Daarna krijgen ze -ing erachter. Kijk maar naar het woord bake, dat wordt baking.

  • She is baking a cake.
  • Zij bakt (op dit moment) een taart.

Bij woorden die op een -c eindigen komt er een -k voor de -ing. Kijk maar naar het woord panic, dat wordt panicking.

  • She is panicking.
  • Zij is (op dit moment) in paniek.

Bij sommige woorden komt er een extra medeklinker vóór de -ing. Anders zouden de woorden een heel andere uitspraak krijgen. Voorbeelden zijn:

  • Mother is chatting with the neighbours.
  • Moeder praat met de buren.
     
  • The girl is shopping.
  • Het meisje is aan het winkelen. 

We kunnen what en een vorm van to be (am, are, is) vooraan in de zin zetten om een vraagzin te maken.

  • What is Sarah doing?
  • Wat is Sarah aan het doen?
     
  • She is writing a card.
  • Ze schrijft een kaart.

     
  • Is Amy listening to the radio?
  • Luistert Amy naar de radio?
     
  • Yes, she is.
  • Ja.