Terug

Welk woord is het onderwerp? [1]

Welk woord is het onderwerp? [1]

 

Subject pronouns zijn de woorden in de zin die aangeven wie de actie uitvoert. Dat klinkt moeilijk, maar kijk maar eens naar de voorbeelden.

  • I make biscuits for my mother.
  • Ik maak koekjes voor mijn moeder.
     
  • Every evening he reads a book.
  • Elke avond leest hij een boek.

Wie doet de actie in de eerste zin? Wie maakt er koekjes? De ik-persoon, dus I.
Wie doet de actie in de tweede zin? Wie leest er een boek? De hij-persoon, dus he.
 

Enkelvoud    
ik = I (altijd met hoofdletter)
jij/u = you
hij = he
zij = she
het = it

 

Meervoud    
wij = we
jullie = you
zij = they

Let op: Zie je dat? You kan dus jij/u betekenen, maar ook jullie. 

  • Jij bent aardig. You are kind.
  • Jullie zijn aardig. You are kind.

Let op: It wordt gebruik voor dingen en dieren, behalve voor huisdieren (pets). Voor huisdieren gebruik je he of she. 

  • Ik zie een olifant. Hij heeft grote oren. I see an elephant. It has big ears.
  • Mijn hond is oud. Ze slaapt veel. My dog is old. She sleeps a lot.

In de volgende vragen staat steeds: "Which word is the subject pronoun?" Dat betekent: welk woord is het persoonlijk voornaamwoord onderwerpsvorm? Om het makkelijker te maken kun je vragen: welk woord is het onderwerp?