Verbs zijn werkwoorden. In het Nederlands maak je meestal het hele werkwoord door en achter de stam van het werkwoord te zetten (kijk, kijken). In het Engels zet je to voor het woord (to read, to cycle, to walk). Dit hele werkwoord heet in het Engels infinitive.
In een zin wordt het woordje to weggelaten. Als je het werkwoord to walk gebruikt, zeg je dus niet I to walk fast, maar I walk fast.
Zie je het woordje to wel, dan betekent het vaak om te. Kijk maar: He likes to walk. Dat betekent: Hij vindt het leuk om te lopen. Ook kan het zijn dat je het woordje to wel ziet, omdat er een wens, bevel of specifiek werkwoord in de zin zit.
Je gebruikt infinitive na werkwoorden die een wens zijn.
Je gebruikt infinitive na werkwoorden die een bevel zijn.
Je gebruikt infinitive na specifieke werkwoorden (learn, choose, expect, decide, refuse, hesitate, manage).